2 augustus 2020

Je plek in de roedel vinden..... of juist niet....

Dromen dus.... het is een thema momenteel. 
Ik schreef hier al over een stukje van m’n droom, maar de droom bevatte nog meer fragmenten. 

Zo woonde ik ergens in die droom ineens weer bij mijn ouders in mijn ouderlijk huis. Qua leeftijd was ik een oudere puber, maar met de kennis en levenservaring van nu. Een beetje ingewikkeld uit te leggen, maar misschien ook wel niet heel anders dan het in mijn hoofd in het heden ook aanvoelt. (Voor mijn gevoel ben ik in mijn hoofd nooit ouder dan 16 geworden, maar dat is een nog langer verhaal en kun je in mijn boek lezen). 

Goed, ik woonde bij mijn ouders dus en onze relatie verliep nog steeds niet zo soepel. Mijn moeder had nog steeds problemen met mijn jongensachtige uiterlijk en gedrag en vond het heel moeilijk dat ik zo gesloten was. Ze namen me mee uit wandelen (jaja, het was een droom, mijn ouders wandelen niet) maar eigenlijk alleen maar naar het huis op de hoek. 

Daar stonden ze met elkaar te bekvechten over of ‘ze’ wel thuis zouden zijn of niet. Ik had geen idee waar het over ging en zoals altijd (vroeger) hield ik me afzijdig van hun gesprek/discussie. Maar toen liep mijn moeder naar de voordeur toe en zag ik een naambordje, met de naam van twee mannen en een lijstje hele vreemde namen. Ik begreep er niet zo veel van. 

Toen de deur openging, kwamen er een boel honden naar buiten gelopen (de verklaring voor de vreemde namen) en stond er een man in de deuropening toe te kijken wat er gebeurde. De ene hond liep meteen naar me toe en liet zich aaien, een ander bleef eerst staan kijken en kwam toen naar me toe om voorzichtig aangehaald te worden, een derde sprong enthousiast tegen me op en ging er weer vandoor en nog een andere, ging tegen me opstaan, en klom zo bovenop me (al staand) tot op m’n schouders om er daarna weer af te springen (oftewel, liep letterlijk over me heen). 

Toen mochten we binnen komen van de man. In de woonkamer nestelden mijn ouders zich meteen op een bank, een andere bank was bezet door een aantal honden en de twee stoelen waren door de beide mannen bezet. Voor mij was er geen plek meer en dus ging ik op de grond zitten, waar ik me normaal ook het meest prettig voel. 

De man zei: “dus jullie wonen nu al een week weer samen in een huis, maar dat loopt niet soepel en toch zijn jullie nu pas hier.” En tegen mij: “Misschien moeten we eens gaan uitzoeken wat jouw plek in de roedel is.” Ik had geen idee wat ik ermee moest. 

De man gaf wat voorbeelden over hoe de honden op mij gereageerd hadden en wat dat over mij en mijn plek zei (en hoe en wat dat ben ik écht vergeten), maar mijn moeder nam het woord over en begon haar klaagzang over wat er allemaal mis was met en aan mij. En het was alsof ik in die droom van een afstandje naar mezelf keek en mezelf zag ‘uitschakelen’. Ik haalde een borduurwerkje tevoorschijn en ging ongeïnteresseerd zitten borduren, net doen alsof ik niet luisterde, maar ik hoorde elk woord. Alleen..... ik had het al zo vaak gehoord. 

Ze vertelde dat ik zo jongensachtig was en dat ik me verzette tegen alles wat vrouw(elijk) was. Dat ik dat expres deed om haar pijn te doen, want ik wist hoe belangrijk het voor haar was om een dochter te hebben. Dat ik zo gesloten was, dat ik geen woord zei van wat er in me omging en hoe naar dat voor haar was en hoeveel pijn ik haar deed. En zo ging het nog even door. Ik haalde af en toe adem om iets te zeggen, maar dan was ze alweer verder in haar relaas en dus deed ik wat ik gedurende m'n puberteit steeds meer ben gaan doen: ik hield m’n mond stijf dicht en zei niks. 

De man keek het een tijdje aan en vroeg toen aan mij: “en wat vind jij hier nou allemaal van?” En ik weet nog dat ik gezegd heb: “maakt het wat uit wat ik ergens van vind dan? Mij wordt namelijk nooit iets gevraagd. En als er al iets gevraagd wordt, dan wordt er nooit geluisterd, maar altijd geoordeeld. Dus wat ik ergens van vind is irrelevant, want het gaat nooit om wat IK vind, maar om wat mijn moeder denkt dat ik vind.” 

En daar werd ik wakker, dus ik zal wel nooit weten wat mijn plek in de roedel nou precies is, maar hoewel de droom op zich een beetje vreemd is, is de inhoud voor mij heel herkenbaar en kan ik ook wel plaatsen waarom dit op dit moment naar boven komt. 

Ooit werd ik naar de kinderpsychiatrie gestuurd omdat ik een probleem had/was. We kregen systeemtherapie (oftewel met het ‘hele’ gezin) en die gesprekken verliepen ongeveer op dezelfde manier. Ik was daar destijds niet omdat ik dat zelf wilde, maar omdat ik meegesleurd werd. Ik mocht niks zeggen, maar als ik niks zei, kreeg ik op m’n donder. Als ik wel wat zei (maar ook als ik niks zei trouwens) dan ging mijn moeder theatraal zitten huilen en klagen over hoe zwaar en moeilijk ze het met me had. Wat ik ook deed, ik kon het nooit goed doen. 

En dus zei ik niks meer. En dat hield ik ook ver na de kinderpsychiatrie vol. Als ik één ding namelijk heel goed geleerd heb tijdens m’n jeugd dan is het wel hoe pijnlijk het is als je steeds het deksel op je neus krijgt. Als je (diep van binnen) dingen verwacht, die de ander je niet kan of wil geven. En dat waren niet eens zulke ‘grote’ dingen, maar gewoon, dat er een keer echte belangstelling voor me was, dat er een keer geluisterd werd zonder oordeel, dat iets wat ik leuk vond niet meteen de grond ingestampt werd, dat ze een keer blij voor me konden zijn. 

Maar al die dingen konden ze (en kunnen ze nog steeds) niet. En dat deed pijn, iedere keer opnieuw. Dus na een tijdje hou je de deksel maar heel hard op de pan. Ik deelde niks meer. Niet hoe het met me ging, niet hoe ik me voelde, waar ik mee bezig was, waar ik blij of verdrietig van werd, gewoon niks. 

We groeiden nog verder uit elkaar en mijn wereld werd MIJN wereld en die van hen die van hen. Twee totaal verschillende werelden, waar we beiden geen weet van hadden en die we beiden niet begrepen. 

Sinds een aantal jaar probeer ik het ‘contact’ een beetje te ‘herstellen’, want ik zie steeds vaker in m’n omgeving dat het zomaar ineens afgelopen kan zijn. En dat zou ik heel erg vinden, want op mijn eigen manier hou ik wel van ze. Maar ik merk ook dat we zo ver uit elkaar gegroeid zijn, dat er eigenlijk niets meer te herstellen valt. Je kunt misschien ook wel niet echt herstellen wat er toch al nooit was. 

Sommige dingen veranderen nooit. Nog steeds begrijpen ze weinig van wat ik zeg, kunnen ze maar moeilijk blij voor me zijn, wordt alles nog steeds met een sauslepel aan oordeel overgoten en wordt alles waar ik plezier in heb de grond in geboord. En dus blijf ik oppervlakkig en vertel nog steeds niks over mezelf. Zolang we het maar over het weer, voetbal, anderen of zonnepanelen hebben, gaat het prima. Maar iets persoonlijks, dat durf en kan ik niet meer, nog steeds bang voor de pijn van dat deksel en die neus.... 

Toen Corona uitbrak stuurde mijn moeder en ik af en toe eens een sms’je heen en weer met de vraag hoe het ging. Maar van beide kanten kwam er zelden een écht antwoord op die vraag. 

Gisteren kwam er weer zo’n appje met de vraag of het allemaal nog steeds goed met me ging. 
En tja, wat moet ik dan zeggen? Ik heb enorme bloedarmoede, een enorm lage bloeddruk, ik ben zo duizelig als de pest en val steeds om, ik kan niet autorijden, niet sporten, doe elke dag een dutje omdat ik anders de dag niet doorkom en aan het eind van de maand moet ik naar het ziekenhuis? 
Dat gaat ze ongetwijfeld als persoonlijke aanval opvatten en daar heb ik momenteel geen energie voor, en dus gaat alles zoals altijd hartstikke goed, net zoals aan hun kant van de telefoonlijn.... 
Liegen is een familiekwaal geworden... 

Maar ergens zou ik best graag met ze kunnen delen wat er allemaal speelt. Ik zou ze zo graag vertellen over m’n genderdysforie en het gevoel geen man en geen vrouw te zijn. Over mijn hele ‘avontuur’ en zoektocht naar m’n genderidentiteit, maar toch deel ik het niet. En dat is op zich heel vreemd, want als dit hele ‘ik voel me geen vrouw’ gedoe ergens bekend in de oren zou moeten klinken of herkenbaar zou moeten zijn, dan is het wel bij mijn ouders. En zeker bij mijn moeder. Ze heeft zich immers jaren beklaagd over dat onderwerp. 

Maar toch denk ik niet dat ze me zou begrijpen als ik het probeer uit te leggen..... En daarnaast.... hoe leg je zoiets uit aan je bijna 80 jarige ouders die vol oordelen zitten (ik heb het niet van vreemden hoor, is er met de spreekwoordelijke pap lepel ingegoten)...
 
Hoi pap en mam, weet je nog dat jullie bij mijn geboorte tussen mijn benen keken en toen op het geboortekaartje schreven dat ik een meisje was? Nou, dat was dus een grapje van jullie geliefde god, want weet je.... ik ben helemaal geen meisje.... nee ik ben ook geen jongen.... ik ben gewoon helemaal niks. 

Ik geloof niet dat ze dat zouden accepteren, om over snappen nog maar te zwijgen. En dus zwijg ik maar, en merk ik dat als mijn hoofd veel met dit onderwerp bezig is, ik het ‘contact’ maar weer op een laag pitje zet, uit angst dat ik me verspreek en zo slapende honden wakker maak. En plaats ik mezelf dus eigenlijk zelf buiten de roedel, waarvan ik toch namelijk al jaren het gevoel heb dat ik er sowieso al geen deel van uitmaakte. 

En zo is de cirkel weer rond en heb ik klaarwakker zijnde misschien toch die plek in de roedel gevonden.....

foto: internet

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Babbel je mee?